dinsdag 17 juni 2014

Orgaanbeperking



We spreken over orgaanbeperking als een bepaald orgaan niet of onvoldoende functioneert. Een kind met een orgaanbeperking is eigenlijk altijd ziek. Het verschilt per kind of het kind zich ook ziek voelt, en bijvoorbeeld school verzuimt. We bespreken enkele voorbeelden van orgaanbeperkingen.
Orgaanbeperkingen:
        Huid: allergie
        Luchtwegen: cara
        Darmen: coeliakie
        Alvleesklier: suikerziekte

Allergie
Allergie duidt op een heftige lichamelijke reactie op stoffen die het lichaam niet verdraagt. Het manifesteert zich vaak op de huid, maar kan ook inwendige reacties zoals zwellingen teweeg brengen. Kinderen die allergisch zijn voor bijvoorbeeld voedingsstoffen, weten precies wat ze wel en niet mogen eten.

Cara/COPD
Cara is een verzamelnaam voor aandoeningen van de luchtwegen. De belangrijkste zijn astma, chronische bronchitis en longemfyseem. Tegenwoordig heet cara COPD. Dat betekent  Chronic Obstructive Pulmonary Diseases. Een chronische(niet te genezen) obstructie (belemmering) van de luchtwegen. Astma is een chronische ontsteking van de luchtwegen. Dit kan klachten geven, als de luchtweg geprikkeld wordt door rook, of door pollen. Soms treden, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, toch prikkels op. Dan kun je de luchtwegen verwijden en de ontsteking remmen met behulp van een medicijn dat je inademt met een inhalator.

Coeliakie
Coeliakie spreek je uit als seuliakie. Het is een stoornis waardoor je niet tegen gluten kunt. Gluten zijn deeltjes van granen (tarwe, rogge en dergelijke) die de darmen kapotmaken. Daardoor kan het lichaam de voedingstoffen niet meer opnemen. Gevolg: diarree, groeistoornissen, uitputting.
Als je coeliakie hebt, moet je absoluut glutenvrij voedsel hebben. Het probleem is dat de kleinste hoeveelheid gluten al problemen geeft. Een vork die in een sopje heeft gezeten van glutenhoudend voedsel, kan al besmet zijn met gluten.

Suikerziekte
Suikerziekte, ook wel diabetes genoemd, is een ziekte die niet overgaat. Het is een afwijking van de alvleesklier waardoor er teveel of te weinig suiker in het bloed kan komen. Er is goed mee te leven door een strak programma te volgen van op tijd eten en zo nodig op tijd injecties nemen. Mensen met suikerziekte kunnen aanvallen krijgen: een hypo of een hyper. Als je niet op tijd eet dan kun je een hypo krijgen. Bij een hypo zit er te weinig suiker in het bloed. De verschijnselen zijn bijvoorbeeld honger, zweten, bibberig worden, onscherp zien, flauw vallen. Je hebt dan suiker nodig, bijvoorbeeld een blokje druivensuiker onder de tong of, als hij bij kennis is, een appel. Als er teveel suiker in het bloed zit, krijg je een hyper. De verschijnselen zijn bijvoorbeeld veel plassen en veel drinken. Je hebt dan insuline nodig. Ook rennen kan helpen, maar dan wel onder begeleiding. Ga in ieder geval nooit zelf dokteren (Menselijk lichaam, 2013).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten